Een heele consternatie ontstond Zaterdagavond in de Langestraat. In dit winkelcentrum was het als steeds erg druk, toen omstreeks negen uur ongeveer bij de school, een paard op hol raakte, gespannen voor den wagen van den melkrijder Jager. Deze zat zelf op den bok, maar kon het dier, dat blijkbaar voor een of ander geschrokken was, niet houden. In razende vaart rende het paard door de drukke straat, terwijl de voerman van den bok tuimelde en nog een eind werd meegesleurd. In de buurt van de Kleine Boschstraat trachtte een zekere Ploeger het paard tot staan te brengen. Het bekwam hem slecht, want hij werd door het eenspan geraakt en vrij ernstig gewond. Het paard echter wilde de Kleine Boschstraat in, met het gevolg dat een groote spiegelruit werd vernield bij de firma Röben en twee bij den heer Van der Hove. Een meisje, Stutje, werd daarbij geraakt en op zij geslingerd, zoodat ze een been brak. Het paard kwam hier tot staan; het bleek eveneens verwondingen te hebben.

Een groote menschenmenigte stroomde samen; politie en marechaussee moesten het verkeer regelen.

Ploeger en mej. Stutje werden naar het R. K. ziekenhuis gebracht. Hun toestand bleek niet levensgevaarlijk te zijn. Een man, die het ongeluk zag gebeuren, viel van schrik flauw, maar werd spoedig weer bijgebracht.